Televisiekijkers van boven de veertig
zullen zich de legendarische rubriek 'Kunt u aanwijzen waar we nu
zijn?' uit De Vakantieman vast nog herinneren. Heerlijk
leedvermaak over Nederlandse toeristen aan Spaanse kusten die de
aanwijsstok na een wankele zoektocht over een blinde kaart van Europa
boven Finland lieten rusten, voor de vorm wat cirkeltjes draaiend om
aan te geven dat ze het niet precies wisten, maar dat het daar
toch ergens moest zijn.
De slachtoffers lachten vrolijk mee,
want geobetie - een gebrek aan geografische basisvaardigheden - is een geaccepteerd neefje van analfabetie, dyslexie en discalculie.
Opvallend veel mensen zeggen zonder probleem, bijna met trots, dat ze heel slecht zijn in topografie en geografie. Kaarten? Hebben ze gewoon niks
mee.
En dat hoeft ook niet meer. Grote kans
dat iemand nu zijn smartphone erbij pakt als vakantieman Frits Bom of
zijn opvolger vraagt waar hij is. Want die weet het precies. En hij
kan je ook nog alles vertellen over de geschiedenis van de plek, waar
je er het lekkerst kunt eten en hoe je er zo snel mogelijk vandaan
komt. Parate geografische kennis is niet meer nodig, het zit allemaal
in je broekzak. Zelfs in de lucht hoeven we niet meer te gokken waar
we zijn, want er is ook al een app die je precies vertelt wat je
beneden ziet aan steden en landschappen (link). Je kunt hem activeren bij
vertrek, zodat je geen wifi in het vliegtuig nodig hebt.
Handig. Maar het roept de vraag op of die
hulpmiddelen mensen meer of minder geobeet maken. Worden we er
'geografisch intelligenter' van, of veranderen we juist in
slaapwandelaars die zonder technologie geen idee meer hebben waar we
zijn? Het is dezelfde discussie als in het onderwijs, waar de ene
stroming voluit pleit voor individueel digitaal leren in de klas en
de andere voor ouderwets klassikaal kennis stampen.
Vakantieman Frits Bom Afbeelding: ANP Kippa |
Ook bij geografische hulpjes speelt het
gevaar van gemakzucht mee. Een locatie-app toont alleen wat je op
dat moment wilt weten, in een versimpelde weergave en los van de
context. Een ouderwetse kaart op papier is in eerste instantie
misschien onhandiger, maar geeft meer
overzicht. Daarbij is iets opzoeken niet hetzelfde als iets weten.
Het is een reflex geworden om voor elk probleem de smartphone
tevoorschijn te halen, want die weet het toch altijd beter dan
wijzelf. Maar onthouden we zo nog dingen, leren we nog om verbanden
te leggen en patronen te herkennen?
Sommigen voorspellen dat een zomerhype
als Pokémon Go de voorbode is van een nieuw 3D-tijdperk, waarin
geo-technologie zal helpen om het ruimtelijk inzicht van jongeren te
vergroten (link). Ik
ben daar nog niet zo zeker van. Weten al die kids eigenlijk waar ze zijn als ze turend naar hun schermpje door het park lopen op zoek naar
Pikachu? Vergroten ze hun kennis van de echte wereld als daar een
dikke virtuele spellaag overheen is gelegd? Maar het blijft
natuurlijk altijd een goed idee om op een zo speels mogelijke manier
te leren. Als er nou eens locatie- en navigatiesoftware komt die het
leuke met het leerzame combineert. Een app, laten we hem Frits
noemen, die reageert met: ik vertel je over tien seconden waar we
zijn, maar waar dénk je dat we zijn? En dan natuurlijk een beloning als je het goed hebt, anders is er geen lol aan.