29 december 2015

Krokodillentranen om V&D

Het kan verkeren: het ene moment klagen we nog dat winkelstraten er allemaal hetzelfde uitzien omdat ze zijn overgenomen door het grootwinkelbedrijf. Het volgende moment is er een gevoel van collectieve rouw omdat een van de iconen van dat grootwinkelbedrijf dreigt om te vallen. Als je de retaildeskundigen in de media mag geloven, zou het verlies van V&D een ramp voor de stadscentra zijn, vooral in kleinere steden.

Een begrijpelijke schrikreactie. Maar een ramp voor het stadshart? Wie de economische bril eventjes afzet en een ruimtelijke bril opdoet, kan zien dat V&D lang niet overal de parel is die er nu van wordt gemaakt. Aan de zakelijke, om niet te zeggen kille, architectuur van de panden is af te lezen dat het bedrijf de grootste groei doormaakte in de jaren zestig en zeventig. In Roermond domineert de V&D een hele wand van het Munsterplein. Het contrast met de prachtige Munsterkerk en de historische panden aan de andere kant van het plein kan bijna niet groter. Ook Sittard beschikt over zo'n 'gezellige' betonbak in het centrum.

Een ander voorbeeld is Zaandam, waar het stadshart spectaculair is vernieuwd dankzij het gedurfde plan van Sjoerd Soeters. Waar de Zaankanters voorheen nog liever gingen winkelen in Alkmaar of Amsterdam, komen bezoekers nu juist speciaal naar Zaandam om te winkelen en Zaansgroene gevels te bekijken. Om de uitstraling te vergroten, konden winkels langs de  belangrijkste winkelstraat met subsidie hun gevel ‘verzaansen’. De meeste winkels, tot aan de Febo toe, maakten van die mogelijkheid gebruik. V&D deed dat niet, met als gevolg dat het lompe, betonnen pand nu nog meer dan voorheen als een stoorzender in de straat ligt. Dat 'gat in het stadshart' is hier al geslagen, niet door een vertrek maar door de aanwezigheid van V&D. 

V&D Zaandam
Het wankelen van V&D, en van andere filiaalbedrijven zoals DA drogisterijen, maakt duidelijk dat winkelvastgoed niet langer genoeg is voor een levendig centrum. Vooral niet als het in handen is van buitenlandse beleggers die alleen naar de cijfers kijken en zich geen lor interesseren voor een middelgrote Nederlandse stad. Het is een signaal dat steden het écht over een andere boeg moeten gooien. Met openbare ruimtes waarin mensen graag verblijven, ook als het niet is om te shoppen. Met centra die elke dag weer nieuwe verrassingen bieden, zoals live-muziek en verplaatsbare, seizoensgebonden horeca. En met bijzondere winkels, gedreven door ondernemers die hart hebben voor de stad. Eigenlijk zoals het ooit begon, ook met Vroom en Dreesmann.

16 december 2015

Weg met hip

December is de maand van de lijstjes en de verkiezingen. Zoals die van het meest irritante woord van het jaar. Ik hoef er geen seconde over na te denken. Van mij mag 'hip' niet mee naar 2016. Je komt het al jaren overal tegen, maar de laatste tijd kun je echt geen reiskatern of zaterdagbijlage meer openslaan of de hippe winkeltjes en de hippe restaurantjes vliegen je om de oren. Die liggen dan uiteraard in hippe buurten van hippe steden. Zo schijnt bijvoorbeeld Rotterdam in het afgelopen jaar 'hipper dan Amsterdam' te zijn geworden. Een woordje dat oorspronkelijk is bedoeld om iets positiefs en unieks aan te duiden, is zo uitgegroeid tot een nietszeggend cliché. Wat denk je, als je die advertorial van Den Bosch ziet of dat reisartikel over Bilbao, zouden ze daar ook hippe winkeltjes en hippe buurtjes hebben? Ja hoor, daar ook. Pak je koffers!


Echt nieuw is het woord niet. In de oude betekenis wordt het vooral voor mensen gebruikt. Denk aan de hit Je bent niet hip van Patricia Paay uit 1967 (Je bent niet hip, je bent niet vlot. Je ouwe fiets die is altijd kapot. Je bent niet rijk, je bent niet knap. Je drinkt geen bier maar tomatensap). Pas later is het aan plaatsen verbonden geraakt. Hip is geografie geworden, het woord dat duidelijk maakt dat een plek geliefd is bij een bepaald soort publiek: jong, dynamisch en cultureel verantwoord, of mensen die dat zouden willen zijn.

Hip is ook onlosmakelijk verbonden met het verschijnsel gentrification. De Volkskrant had daar afgelopen zomer een zaterdagse special over, een prima inleiding voor lezers die het nog niet kenden. Alle aspecten van gentrification kwamen aan bod, van de sterke aantrekkingskracht van de stad op jonge hoger opgeleiden tot de overspannen woningmarkt die daarvan het gevolg is. Misschien wel het meest opvallende stuk in de special was van verslaggever Julien Althuisius. In Amsterdam gebeurt van alles om mensen zoals hij te plezieren, schrijft hij. Maar toch heeft hij er genoeg van. Hij heeft nu al heimwee naar de rauwheid zoals hij die elf jaar geleden nog aantrof toen hij als student in de stad kwam wonen. Een rauwheid die in steeds meer buurten plaatsmaakt voor een opvallend eenvormige verhipping, met winkeltjes die allemaal op dezelfde manier leuk en authentiek willen zijn: 'In Amsterdam zijn bijna geen wijken meer over waar je koffie met melk nog koffie met melk noemt en mensen niet teleurgesteld met hun hoofd schudden als je een uitsmijter op wit brood bestelt.'

Zie daar de tragiek van hip. Hip is goed, hebben we elkaar voortdurend verteld. Maar nu hip heeft gewonnen, en in Amsterdam zelfs bijna de hele stad heeft veroverd, gaan uitgerekend de hippe mensen klagen dat alles te hip is geworden. Dit gaat om meer dan  de vormgeving of het aanbod van restaurants en winkels. Dat is maar buitenkant. Dit gaat om iets anders: eigenlijk willen we helemaal geen reservaten met mensen die precies op ons lijken. We willen geen eenvormigheid maar diversiteit. We willen plekken waar het goed toeven is voor iedereen, niet voor een dominante groep met een zelf opgelegde smaak. We missen alleen nog een naam voor dat soort plekken, een term die dezelfde zeggingskracht heeft als 'hip' ooit had. Eerst maar eens dat woordje bij het klein vuil zetten.