6 september 2013

Twaalfhonderd Euromasten

Met het energie-akkoord tussen het kabinet en de overlegpartners lijkt de komst van nieuwe windparken een zekerheid. Je hoeft geen fossiele viespeuk of kernenergie-lobbyist te zijn om kritische kanttekeningen bij die keuze te plaatsen. Enkele maanden geleden omschreven de voormalige PvdA-bewindslieden Willem Vermeend en Rick van der Ploeg in een opiniestuk in De Telegraaf de hoofdkeuze voor windenergie als ‘onbegrijpelijk’. Windenergie is landschapsvervuilend, vraagt te veel subsidie en is een relatief uitontwikkelde techniek, vinden de twee economen. De vooruitzichten van zonne-energie zijn veel gunstiger.
Onderzoekscijfers lijken de stelling van Vermeend en Van der Ploeg te ondersteunen. In de recente PBL-verkenning De ruimtelijke impact van hernieuwbare energie wordt de potentie in 2050 van zonne-energie vijf keer zo hoog geschat als van wind op land. Het planbureau doet geen uitspraken over de beste keuze voor duurzame energie, maar heeft wel met energie-instituut ECN uitgerekend wat de maximale (realistische) bijdrage van elke energiesoort kan zijn. Ook geothermie, biomassa en wind op zee scoren hoger dan windenergie op land. En dat zijn alleen de bekende alternatieven. Niemand weet nog hoe bijvoorbeeld een techniek als getijde-energie er over tien of twintig jaar voorstaat. 

Impressie van toekomstig windpark bij Makkum

In het debat over duurzame energie wordt Denemarken vaak aangehaald als lichtend voorbeeld. De Deense overheid heeft sinds de jaren negentig tientallen miljarden uitgegeven aan windenergie. Deels aan prijssubsidies, deels aan de koppelingen met Noorse en Zweedse waterkrachtcentrales die nodig zijn om de fluctuerende opbrengst van windturbines op te vangen. Niet voor niets betalen de Denen de hoogste energieprijzen in Europa. Je kunt het een dappere, principiƫle keuze noemen. Maar Nederland is Denemarken niet. We zijn dichter bevolkt, hebben minder open water en open landschap tot onze beschikking, en we hebben geen Scandinavische buren met waterkrachtcentrales. Wat we wel hebben, zijn gasreserves die bij elk onderzoek weer groter blijken en die ons in staat stellen om in de komende decennia de transitie naar duurzame energie te maken.

De vraag is of dat met of zonder windmolens moet. Zolang het bij abstracties blijft, is het gemakkelijk om te zeggen dat we ‘vol moeten inzetten op duurzaam’. Eigenlijk zou iedereen eens naar Medemblik moeten afreizen. Daar staat de grootste windturbine van Nederland, met een tiphoogte van tweehonderd meter. Als de kabinetsplannen doorgaan, zie je straks vanaf het IJsselmeer aan de Friese, de Flevolandse en de Noord-Hollandse kant enorme windmolens draaien. Daar gaat het dus om: zo'n twaalfhonderd mega-turbines op het land erbij. Twaalfhonderd ‘Euromasten’ met rotorbladen en knipperlichten, in de schaarse open ruimtes die we hebben. Met een negatief effect op recreatie en beschermde dorps- en stadsgezichten en met potentiĆ«le effecten op natuur, gezondheid en woningwaardes. Allemaal om onze energieproductie op korte termijn met anderhalf procentpunt te verduurzamen, terwijl we steeds meer aanwijzingen hebben dat er op langere termijn betere en goedkopere alternatieven zijn. Ik heb zo’n vermoeden dat het opiniestuk van Vermeend en Van der Ploeg niet het laatste kritische geluid is over nut en noodzaak van windenergie. Sommige heftige debatten zie je van mijlenver aankomen. Als een tweehonderd meter hoge windturbine op open water.

Geen opmerkingen: