Digitaal
werken en zakendoen wordt nog veel groter. Dat voorspelde Ronald van den Hoff, oprichter
van Seats2meet, vorige week dinsdag tijdens een bijeenkomst van Breda Centraal in
poppodium Mezz. Dankzij internet kan bijna elke dienst op afroep en vanaf elke
plek worden besteld. Seats2meet, aanbieder van flexibele werkplekken, is daar
zelf een bewijs van. Toch is de economie niet helemaal plaatsloos geworden door
internet: waar digitaal iets gebeurt, gebeurt er fysiek ook iets. De opdracht
voor steden is om te zorgen voor ‘third places’ waar zelfstandige professionals
en grotere bedrijven elkaar kunnen ontmoeten. Noem het alleen geen
kantoorgebied. Van den Hoff sprak liever van een ‘business ecosystem’ waarin
mensen elkaar inspireren en kansen bieden.
Het is een opvallende paradox: terwijl werk steeds minder plaatsgebonden is, worden plaatsen steeds belangrijker. Je ziet het aan een bedrijf als Vodafone, vlak naast het Centraal Station in Amsterdam. Geen vaste werkplekken, geen parkeerruimte, maar wel ruimte voor startups waar het bedrijf mee hoopt samen te werken. Ook in de vakliteratuur is er een herwaardering voor de ontmoetingsplek. Zoals in het veelbesproken Happy City van Charles Montgomery. Ook hij benadrukt het belang van ‘derde plekken’ tussen openbaar en privé, waarin stedelingen zich op menselijke schaal kunnen bewegen en meer zijn dan anonieme werknemers of passieve consumenten.
Wat moet een middelgrote stad als Breda hier nu mee? De gemeente afficheert zichzelf sinds een aantal jaren als de stad van de beeldcultuur. Dat is precies de wereld van de zelfstandige creatieven op zoek naar betaalbare, flexibele ruimte. Het lijkt ook bij uitstek een speerpunt dat zich leent om de bruisende ontmoetingsplekken te creëren waar Van den Hoff en Montgomery het over hebben; een openbare ruimte waarin mensen graag vertoeven, ook als er geen fotograaf of graphic designer op hun visitekaartje staat.
Toekomstig winkelgebied Achter de Lange Stallen - Foto Erik Eggens |
Impressie Station Breda - afbeelding: Via Breda |
Toch bevinden
de grote, zichtbare projecten in de stad zich op ander terrein. Eind vorig jaar
werd het plan Achter de Lange Stallen door de raad aangenomen: 19.000 m² winkelruimte erbij in het centrum van Breda. Een nog groter
project is de ontwikkeling van het stationsgebied onder de naam Via Breda, met ruim
21.000 m² extra kantooroppervlak voor onder meer de
rechtbank en de Belastingdienst. Hoe flexibel is zo’n project nog? De wethouder
was daar in Mezz helder over: de verdiencapaciteit is leidend. De vernieuwing
van het station moet immers worden gefinancierd uit de ontwikkeling van
woningen en kantoren.
Daar
botsten dus even twee werelden op elkaar. Die van de verdienmodellen en die van
de bruisende ontmoetingsplekken. Je kunt natuurlijk partij kiezen en vanaf de
zijlijn roepen dat zo’n gemeente het niet snapt. Maar je zult maar een wethouder
zijn die een groot project overeind moet houden. Eindeloos gerekend en
onderhandeld, het aantal vierkante meters aangepast aan de nieuwe realiteit. Grote
huurders binnengesleept, de raad overtuigd van de haalbaarheid. En dan komt er
even zo’n charismatische ondernemer langs om te vertellen dat het helemaal niet
gaat om vierkante meters maar om zo iets ondefinieerbaars als
‘ontmoetingsplekken’. En wat denk je, hij krijgt meer applaus dan jij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten