15 mei 2016

De wandelstad van 1927

De gordel '20-'40

Het leuke van steden is dat je ze kunt pellen als een ui. De kern is de historische binnenstad, daaromheen liggen alle lagen die er in de loop der jaren zijn bijgekomen. Amsterdam is een gaaf voorbeeld van zo'n ui-stad. Vanuit het middeleeuwse centrum kom je achtereenvolgens door de grachtengordel, de negentiende-eeuwse wijken, de ring '20-'40 en de na-oorlogse tuinsteden, om te eindigen op een kantorenpark, bedrijventerrein of laagbouwwijk die overal had kunnen staan. De beroemdste van die Amsterdamse ringen is ongetwijfeld de grachtengordel. Maar de ring '20-'40 is minstens zo uniek. Het zijn de wijken waar de architectuur van de Amsterdamse School is te vinden, zoals de Baarsjes, Nieuw-Zuid (ook het Olympisch Stadion is Amsterdamse School) en de Spaarndammerbuurt.

Kenmerkend voor de bouwstijl is dat de huizenblokken als een geheel zijn ontworpen. Vaak als een soort kastelen, met poortjes, kantelen, gebeeldhouwde en gemetselde ornamenten en verhogingen op de hoeken. Het ronde metselwerk schijnt heel moeilijk en tijdrovend te zijn, vandaar waarschijnlijk dat je het tegenwoordig nog maar weinig ziet en dat pogingen om de Amsterdamse School te imiteren, bijvoorbeeld in vinexwijken, er vaak te 'hoekig' uitzien vergeleken bij het origineel. De Amsterdamse School was niet alleen een architectuurstijl maar ook een idealistische stroming. De opkomst viel samen met de bloei van de arbeidersbeweging en de woningbouwverenigingen. De ordelijke, ruim opgezette wijken moesten een gezond alternatief bieden voor uitpuilende arbeiderswijken als de Jordaan en de Pijp.

Dit jaar wordt het honderdjarig bestaan van de Amsterdamse School gevierd. Voor de gelegenheid ging ik met twee foto's uit 1927 de straat op - de Hoofdweg in de Baarsjes om precies te zijn - om een foto vanuit hetzelfde standpunt te maken. Dat was niet moeilijk, want aan het uiterlijk van de gebouwen is weinig veranderd. Wat dat betreft heeft de Amsterdamse School de tand des tijds goed doorstaan. De grootste verandering ligt in de ruimte eromheen.



Toen ik de foto's thuis nog eens goed bekeek, kreeg ik opeens heel veel zin om een wandeling in 1927 te maken. Bij de eerste foto, op de hoek Hoofdweg-Willem Schoutenstraat, moest ik voor het juiste perspectief op het fietspad gaan staan. Van de brede, beklinkerde stoep uit de begintijd van de straat is bijna niets meer over: opgeofferd aan fietspad en fietsenrek. De klinkers op de rijweg zijn asfalt geworden. Op de tweede foto, op het drukke kruispunt Hoofdweg- Jan van Galenstraat, is de verandering nog groter. Bijna niet te geloven dat dit dezelfde plek is. Van een simpel bakstenen straatprofiel met sierlijke lantaarnpalen in 1927 naar een wirwar van verkeersborden, tramleidingen, stoplichten en verkeersheuvels in 2016. De zichtlijn naar de zuidtoren op het Mercatorplein is voor een flink deel verdwenen. Fietsers reden nog gewoon op de rijweg, die ze dan ook helemaal voor zichzelf hadden. Ook hier waren de stoepen breder dan ze tegenwoordig zijn. Het kan een toevallige momentopname zijn, maar het lijkt of er op beide oude foto's meer mensen op straat lopen dan op de nieuwe.

Het is toch een wat ongemakkelijke conclusie - zeker voor een fietschauvinist als ik - dat de fiets minstens zo'n grote verandering heeft gebracht als de auto. We zijn het bijna vanzelfsprekend gaan vinden om te zeggen dat de auto de grote boosdoener is in de openbare ruimte. Je krijgt een betere stad als je ruimte geeft aan de fiets, dat staat niet eens meer ter discussie. Maar als je de oude en nieuwe foto's vergelijkt, wordt het moeilijk om vol te houden dat je er ook een mooiere stad van krijgt. De eenvoudige schoonheid van de Amsterdamse School kwam beter tot zijn recht in de wandelstad van 1927 dan in de fiets- en autostad van 2016.


                             

Geen opmerkingen: