Drie
woorden zijn genoeg voor het antwoord op de vraag waarom we de Amsterdamse grachtengordel mooi
vinden: harmonie in verscheidenheid. Elk grachtenpand is anders, maar bij elkaar
vormen ze toch een geheel. Het komt doordat de gevels op dezelfde lijn staan,
maar ook doordat de variatie in baksteen beperkt blijft tot een aantal kleuren.
Net als de vormen van de daken: trap-, klok-, tuit-, hals- en lijstgevels lijken min of meer willekeurig uitgestrooid langs de gracht.
Blijkbaar
raakt het aan een universeel idee van schoonheid, zo’n grote verzameling van
verschillende vormen binnen vaste grenzen. Des te opvallender is het dat
architecten en stedenbouwers het ‘harmonie in verscheidenheid’ principe zo
lang aan hun laars hebben gelapt. Kijk je naar de dominante bouwstijlen in de
twintigste eeuw – rijtjeshuizen, portiek- en galerijflats – dan is
het één en al eenvormigheid.
In
de jaren negentig komt er opeens een kentering. In Amsterdam-West, uitgerekend een
wijk vol strakke na-oorlogse stedenbouw, mag de Luxemburgse architect Rob Krier
een wijkje ontwerpen waarin geen enkel
huis hetzelfde is. De woningen in retro-stijl gingen in recordtempo van de hand, wat in die tijd
niet vanzelfsprekend was in een achterstandswijk. Het Oostelijk Havengebied, decennialang grimmig en verlaten, werd in dezelfde
periode onder leiding van Adriaan Geuze omgetoverd tot een succesvolle woonwijk.
Het icoon van de wijk werd het bonte rijtje zelfbouwhuizen aan het water, waarvan er niet één hetzelfde is.
En
nu zie je ze overal. Van vinex-achtige
uitbreidingen in het weiland tot
woonwijken op verouderde bedrijventerreinen; een nieuwe wijk lijkt niet compleet
zonder eigen tuttifruttistraatje. Soms ligt het accent meer op de harmonie en minder op de verscheidenheid. In het pas gebouwde tweede deel van Noorderhof,
het ‘Rob Krier-wijkje’, is gespeeld met
verschillende raamgroottes maar zijn de kleuren en materialen van de woningen
hetzelfde. Op andere plaatsen lijkt ‘hoe bonter hoe beter’ het motto. Dat is bijvoorbeeld het geval op de zelfbouwkavels
in IJburg en het nabijgelegen Zeeburgereiland. Er zijn ook straten waar vrije kavels leiden tot een meer harmonieus geheel. Zoals in Buiksloterham in Amsterdam-Noord, waar gebruik is gemaakt van een aantal vaste kleuren en
materialen.
Jammer is wel dat het vaak bij een enkele straat of een paar straten blijft, waardoor de vergelijking met de grachtengordel nooit helemaal opgaat. Maar de tuttifruttistraatjes zullen zeker een plek krijgen in de architectuurcanon. Ze zijn een verrijking, als tegenwicht voor de monotonie van veel andere stedenbouw. Het wordt interessant om te zien welke voorbeelden later de meeste aandacht en waardering krijgen; de meest diverse, waarin iedereen helemaal zijn eigen gang mocht gaan, of de straten waarin de stijlen nog enigszins op elkaar zijn afgestemd.
Jammer is wel dat het vaak bij een enkele straat of een paar straten blijft, waardoor de vergelijking met de grachtengordel nooit helemaal opgaat. Maar de tuttifruttistraatjes zullen zeker een plek krijgen in de architectuurcanon. Ze zijn een verrijking, als tegenwicht voor de monotonie van veel andere stedenbouw. Het wordt interessant om te zien welke voorbeelden later de meeste aandacht en waardering krijgen; de meest diverse, waarin iedereen helemaal zijn eigen gang mocht gaan, of de straten waarin de stijlen nog enigszins op elkaar zijn afgestemd.
Noorderhof Zuid, Amsterdam-West |
Borneo-Sporenburg, Oostelijk Havengebied |
IJburg |
Buiksloterham, Amsterdam-Noord |
Buiksloterham |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten