In
de tv-serie Nederland van
Boven was een paar jaar geleden ‘De dag van de meeuw’ te zien, over een meeuwenmoeder op Texel die ’s ochtends
naar Amsterdam vliegt om daar uit vuilnisbakken in het centrum te
snacken en ’s middags via de Noordzee weer terugkeert naar
haar jongen. Wie het filmpje eenmaal heeft gezien, kijkt nooit meer
hetzelfde naar een meeuw. Dieren leveren bijzondere kaarten op. Voor
het menselijk oog lijken hun verplaatsingspatronen al snel
willekeurig, alsof ze maar wat rondzwerven. Maar achter al die
kronkellijnen zit een verhaal. Dieren gaan waar het veilig is, waar
voedsel is en waar ze soortgenoten kunnen vinden of ontwijken. En net
als mensen kunnen ze individueel enorm van elkaar verschillen. De één
komt niet van zijn plek, de ander trekt eropuit.
De
kaart die hier is afgebeeld, toont de noordoostelijke punt van
Australië, het Cape York Peninsula. De kleurige lijnen zijn de
verplaatsingen van vijf krokodillen die werden gevolgd met een
elektronisch implantaat onder de huid. Je ziet dat twee krokodillen
nauwelijks van hun plaats komen, twee andere zwemmen langs de kust en
de vijfde beweegt zich in een lange rivier. De kaart is
afkomstig uit
het boek Where
the Animals Go van
James Cheshire en Oliver Uberti, dat dit jaar de prijs won van de
British Cartographic Society voor de beste bijdrage op cartografisch
gebied (link).
De atlas brengt het ruimtelijk gedrag van vijftig diersoorten in
kaart en geeft daarbij uitleg. Er zijn slangen die de Himalaya
oversteken en een eenzame wolf die de Alpen doorkruist op zoek naar
soortgenoten. Er is een albatros die in drie maanden een ‘rondje
Antarctica’ doet, met tussenstops op diverse eilanden. Net als de
krokodillen heeft hij soortgenoten die minder ver van huis gaan. De
dieren in het boek zijn niet alleen gevolgd door ze te taggen,
maar soms ook met verborgen camera’s. Zo ontdekten de
onderzoekers dat het aantal jaguars in Peru veel kleiner is dan
eerder werd gedacht. Bij waarnemingen van jaguars blijkt het vaak te
gaan om hetzelfde dier dat zich verplaatst over grote afstanden.
De
makers van de atlas hopen dat de kaarten helpen om de vaak moeizame
relatie tussen mens en dier te verbeteren. De krokodillenkaart is
daar een goed voorbeeld van. De grootste mannetjes en de vrouwtjes
hebben hun eigen territorium en verplaatsen zich over kleine
afstanden. De krokodillen die het vaakst in aanraking met mensen
komen, zijn de exemplaren die grote afstanden afleggen op zoek naar
een eigen territorium. Maar die zijn het minst gevaarlijk, en
bovendien blijkt het weinig zin te hebben om ze te verplaatsen. Op de
kaart is te zien hoe zo’n ‘probleemkrokodil’ werd vervoerd (het
kaarsrechte rode stippellijntje) naar de andere kant van het
schiereiland. Het dier zwom binnen een maand rond de hele kaap weer
terug naar zijn oude plek, over een afstand van ruim vierhonderd
kilometer.
Verschenen in Geografie, december 2017